Home
Hans van Deventer
Hans van Deventer
Hans van Deventer is zeer beslist de meest miskende chansonnier van de zestiger jaren geweest.
Hij werd geboren in 1934 te Helmond. Als zoon van een spoorman verhuisde hij vele malen.
Hij woonde het langst in Den Haag, Rotterdam en Delft.
Al op zeer jeugdige leeftijd toonde Hans interesse voor de muziek en bespeelde hij diverse instrumenten.
Van zijn 16-de tot zijn 25-ste jaar speelde hij schuiftrombone in de Rotterdamse Green River Jazz Band en de Gateway City Jazz Band.
Ook was hij enige tijd gasttrombonist in de Dixieland Society van Pieter van Vollenhoven te Schiedam.
Uit deze relatie heeft Hans van Deventer, republikeins als hij is, nooit enige munt willen slaan.
Een dergelijke aanbeveling voor zijn chansons achtte hij beneden zijn waardigheid.
Nadat hij met S5 uit de militaire dienst ontslagen was, werd hij onderwijzer te Delft.
Toch lagen zijn aspiraties op een ander vlak.
Zo deed Van Deventer toelatingsexamen voor de Amsterdamse Toneelschool: hij werd afgewezen.
Terecht, zegt hij zelf; nog ziet hij de ontzetting in de ogen van Ank van der Moer.
Enige tijd later gaf Jan Schaper Hans een bijrol in een Nederlandse speelfilm, maar de film ging niet door wegens financiële moeilijkheden. In 1959 hielp de tandarts hem van een klein spraakgebrek af, maar hij raadde Hans aan de trombone in het vervolg met rust te laten.
Hans van Deventer ging toen in Rotterdam klassiek gitaar studeren bij Koos Suyker.
Inmiddels had hij, als groot bewonderaar van Georges Brassens, al flink wat liedjes geschreven. Toen hij de eerste plaat van Jaap Fischer had gehoord, besloot hij een auditie aan te vragen bij de Studenten Gramofoonplaten Industrie.
In oktober 1961 parkeerde Hans van Deventer zijn Lelijke Eend (met peilstok en ruitenwissers op handbediening) voor de studentenflat aan de Klikspaanweg te Leiden. Hij zeulde zijn loodzware bandrecorder de trappen op en belandde na enig zoeken bij Jop Adrian, een der medewerkers van de S.G.I. Adrian was redelijk enthousiast over Hans' repertoire en nam hem mee naar de directeur-oprichter van de Studenten Gramofoonplaten Industrie, LUC Wijdeveld, die toen met zijn prille gezinnetje in een oud huis in de Herensteeg woonde. LUC had die middag juist tentamen gedaan en uiteraard werden eerst de opgaven besproken: o.a. Moet een closetrol met de strook naar de muur toe gehangen worden of van de muur af?
Een andere student verwekte enige hilariteit met de mededeling dat hij op een studentenbal had waargenomen, dat prinses Beatrix, die toen in Leiden studeerde, aan een voet zes tenen had.
Inmiddels zat Hans van Deventer te popelen om wederom de knoppen van zijn bandrecorder te mogen bespelen.
Even later was het zover. Wijdeveld was razend enthousiast en maakte meteen een afspraak voor een proefopname in de studio van Bovema te Heemstede. De juichende stemming waarin Hans van Deventer die avond naar huis ging, luidde echter 'n periode in van veel teleurstelling en verbittering.
Diezelfde maand nog nam Van Deventer voor een ep en een single zes nummers op.
Daaronder waren zijn allereerste liedje, Bombazijn, dat Gerard Cox later ook nog eens op de plaat zou zetten en Het Gebed, een chanson dat Hans schreef toen zijn vriendinnetje naar Canada emigreerde en er korte tijd later trouwde.
Jeugdgodinnen
'Lieve Heer, ik wil u even vragen
of ik, als ik in de hemel kom,
daar ook mijn geëmigreerde meisje vind
met haar Canadese vrind
en haar Canadese kind?
Ziet u, Lieve Heer, 'k heb vrouw noch kindje;
ik wilde ze zo graag, dat weet u wel;
om mij een verdriet te besparen
ga ik liever eenzaam naar de hel’.
Het hele brave burgerleven
zou ik dolgraag willen geven
voor een avontuurtje uit mijn jeugd
zo'n handjevol verdriet en vreugd
met Loesje, Margo en Marjolein
Al ben ik ouder nu en grijzer
ik ben geen syllabe wijzer
In mijn lijf stroomt nog het wilde bloed
dat mij maar steeds herinneren moet
aan jaren die allang vervlogen zijn
Waar zijn de kleine Jeugdgodinnen
die ik eeuwig wou beminnen
Ik aanbad de stem, de leuke snoet
en het raadselachtig ondergoed
van Loesje, Margo en Marjolein
Ik speelde pias, slaaf, geliefde
al naar gelang 't hen beliefde
en verruilde zelfs mijn vriendenschaar
voor een nattig kusje hier en daar
Zo'n bagatel waarvoor geen woorden zijn
Waar zijn die meisjes van 't verleden
met hun ziel- en zaligheden
Op ieder peluwtje van mollig mos
borduurde ik er flink op los
met Loesje, Margo of Marjolein
En in het lover langs de dijken
kwamen zelfs konijnen kijken
als ik, ondanks een verbeten strijd
met de angst en de verlegenheid
een kleine Casanova wilde zijn
muziek.........
Ze zijn voorbij de jonge jaren
zonder mij een dag te sparen
Als rovers met een rijke buit
zo knepen zij ertussen uit
met Loesje, Margo en Marjolein
Van al die meisjes van mijn dromen
heb ik nooit meer wat vernomen
Zij behoren nu een vreemde vent
met hun charmes en hun laatste cent
Het ergst is nog dat zij tevreden zijn
Ik wil de dag dat ik zal sterven
heus geen paradijs beërven
Ik voel me zonder jullie toch niet thuis
in het hemelse bejaardenhuis
Loesje, Margo en Marjolein
Maar mochten jullie mij begraven
laat dan de zwarte paarden draven
door het park en door die stille laan
waar nog altijd onze stappen staan
en letters die allang onleesbaar zijn
Hans van Deventer Delft, 29-1-'67
Begin januari 1962 was zijn ep klaar, maar men vergat Van Deventer er een toe te sturen. Van LUC Wijdeveld mocht hij hem toen een weekend lenen. Drie maanden later ontdekte Hans zijn tweede plaatje in de Rotterdamse Bijenkorf.
Ook dat vergat men hem toe te sturen. De twee plaatjes werden redelijk verkocht en Hans van Deventer. mocht een jaar later weer zes liedjes opnemen. De hiervan geperste ep en single gingen ronduit slecht en Bovema, zijn gramofoonplatenmaatschappij, besloot hem nog een kans te geven.
Het ep'tje dat daarna, in 1964, verscheen was uitstekend; het bevatte allemaal sterke nummers, als Petruschka, Stamboom en Als je wou. De reacties op deze plaat waren onverdeeld gunstig en het leek er even op dat voor Hans van Deventer de grote dag gekomen was. De Nederlandse radio en televisie lieten echter volkomen afweten!
De ep met 5 'hansons' die net jaar daarop volgde, was eveneens van een hoog gehalte. 'Een juweeltje van Hollandse kleinkunst', schreef een bekend criticus.
Vooral in België toonde men grote belangstelling voor Hans van Deventer. De Belgen moesten zijn platen echter in Holland komen kopen, want de importeur was niet geïnteresseerd. In die dagen was Hans vaak uren bezig met het beantwoorden van 'fanmail'. Optreden deed hij zelden: hij kreeg door een hinderlijk gebrek aan zelfvertrouwen steeds meer last van plankenkoorts. Wellicht daardoor had hij een weliswaar select, maar zeer klein publiek. Zo mocht hij zich verheugen in de belangstelling van o.a. Jules de Corte, Gerard Cox en Peter Blanker; 'mensen die alles deden om mij wat meer bekendheid te geven', zegt Hans, nog altijd dankbaar.
Werd Hans van Deventer aanvankelijk ‘overzongen’ door Jaap Fischer, even later werd hij 'overschreeuwd' door het duo Boudewijn de Groot-Lennaert Nijgh. De ongenuanceerdheid van het vaderlands luisterlied, het hajkken met de botte bijl, ergerde Van Deventer dermate dat hij besloot zijn 'muzikaal testament' te maken. In 1967 verscheen er op een lp een bloemlezing van zijn beste liedjes. Alles op deze langspeler is door Hans van Deventer zelf verzorgd: teksten, muziek, arrangementen; dubbelopnamen in de studio maakten het hem mogelijk zowel de gitaarbegeleiding als de -soli te spelen. Bevriende amateur musici vulden hem aan; we noemen met name Suzan van den Hoek (hobo en Engelse hoorn) en Kees Nederveen (spijkerpiano, klarinet en piccolo). Deze voor Hans zeer arbeidsintensieve plaat verkocht vrij goed. Toch was hij na drie maanden uit alle winkels verdwenen. Een herpersing°is er nooit gekomen!
Kritische instelling en gebrek aan zelfvertrouwen enerzijds en begaafdheid en eigenzinnigheid anderzijds bepaalden de kwaliteit van Hans van Deventers chansons. Vertoonden zijn eerste liedjes nog tal van onvolkomenheden, zijn latere, als Stamboom, Als je wou, Mars van de leuzen, Woordenspel, Beeldenstorm, Sneeuwpopje en Jeugdgodinnen, zijn, zeer zeker tekstueel, van internationale klasse. Het is daarom des te onbegrijpelijker dat radio en televisie zeven jaren met olifantspoten over Hans heen liepen zonder hem ooit op te merken.
Hans van Deventer ging Nederlands studeren en geeft nu les aan het 'Hugo Grotius' te Delft. Hij, zijn vrouw Lijnie en hun twee zoons Diederick en Fulco wonen in Bergschenhoek, een dorpje even ten noorden van Rotterdam.
'Ik kan de muze niet steeds met mij laten
lopen, als een moeder met een weerzin-
wekkend kind, die iedere dag opnieuw toch
weer zal hopen, dat iemand het eens niet
zo lelijk vindt.
(onvoltooid, 1967)
Uit: Wie in Nederland wil zingen … de jaren ’60-‘65
Augustus, 1975 Han Peekel